Dag 12 – donderdag 26 augustus 2021 – Úštěk & Litoměřice
Na de douchepartij, een berichtje naar het thuisfront (we liggen al 5 dagen achter met de verslaggeving) en het ontbijt, stappen we in de auto voor een niet al te lange rit. Dankzij de jam aan het ontbijt werd wederom een Tsjechisch woordje aan de vocabulaire toegevoegd: meruňka = abrikoos
Voor vandaag stond eigenlijk een ochtend op het kasteel van Ploskovice en een middag Litoměřice op het programma, maar omdat we door de tegenvaller in Zubrnice het kasteel al eerder deze week bezochten hebben we wat anders bedacht voor vanmorgen. We doen het voor vertrek op ons gemak en in plaats van het al bezochte Ploskovice gaan we een kijkje nemen in Úštěk en omgeving. Het middagplan blijft ongewijzigd.
Even na half elf zitten we in de auto richting zuiden. In Zahrádky komen we voor de eerste keer deze vakantie in een file te zitten. Op ongeveer 1 kilometer voor de aansluiting van de 9, waar we op rijden, met de 15 die ons richting Úštěk gaat brengen, staat het stil. Helemaal stil.
Na een paar minuten kunnen we ons een kleine 100 meter verplaatsen en vervolgens staan we weer een tijd stil. Af en toe komt er een serie tegenliggers langs en dan valt ook die stroom weer stil. Het geeft ons alle tijd eens het landschap links en rechts van de weg te bekijken. Het ziet er ondanks de bewolkte hemel mooi uit. In de verte rondom een glooiend heuvelgebied, aan de linkerkant een groot meer/natuurgebied.
Bij de aansluiting 9-15 wordt duidelijk wat het probleem is. Het lijkt erop alsof men een rotonde gaat aanleggen en om dat te kunnen doen werd een deel van de splitsing opgebroken en een ander deel afgezet. Vanuit alle drie de toevoerende hoofdwegen staat een verkeerslicht en die drie verkeerslichten gaan beurtelings op groen. Geen wonder dat we om de haverklap een heel tijdje stil stonden. Nu ja, we hebben de tijd, dus van die 20 minuten vertraging gaan we niet dood.
Tegen half twaalf parkeren we langs een wei aan de rand van het dorpje Ostré, een dorpje op het grondgebied van de gemeente Úštěk. Aan de andere kant van het dorp bevindt zich een calvarieberg met bovenop twee kapelletjes. Gisteravond ontdekt op mapy.cz . Met allebei een aparte naam: Povýšení svatého Kříže en Nalezení svatého Kříže, respectievelijk het vinden en de verheerlijking van het heilige Kruis.
Bovenop de vrijstaande heuvel die vanuit de wijde omtrek zichtbaar is, zien we inderdaad twee identieke kapellen, met ertussen een iets naar achter gelegen gebouwtje waarin zich het heilig graf bevindt. Bij een blik op de kaart realiseren we ons dat we dankzij dit soort bedevaartsoorden er ongemerkt nog twee woordjes Tsjechisch bij hebben geleerd die we inmiddels kunnen dromen: Boží hrob = heilig graf. Het geheel werd door Jezuïeten gebouwd tussen 1703 en 1707, naar een ontwerp van de Italiaanse architect Broggio. Vanaf de rand van het dorp leidt een onverhard steil pad langs de verschillende staties naar boven. Enigszins buiten adem komen we daar na de flinke kuitenbijter aan. Er staan enkele aangetaste barokke beeldhouwwerken, waarvan een er zelfs zijn hoofd kwijt is. Ook de toestand van de trap naar boven laat te wensen over. Het gras groeit aan weerszijden in de hoeken en met name op de bovenste treden moet je hier en daar uitkijken voor gladheid en onregelmatige randen. In een van de muren is het jaar 1928 ingekrast, vergezeld door de tekst “renov”. Het schijnt dat er een comité is opgericht om zo voor en na een en ander hier nogmaals te renoveren, hetgeen inderdaad hard nodig is. Ergens op een site lazen we dat een bezoeker opmerkte dat het hem pijn deed dat Tsjechië niet in staat was om dit soort monumenten op te knappen; “de Duitsers verloren weliswaar de oorlog, maar niet de ziel van hun land”.
deze is iets kwijtgeraakt ...
uitzicht vanaf de trappen
Er valt wat miezelregen naar beneden en de wind maakt het af en toe een beetje guur. Gelukkig is in de linker kapel de deur open en worden we binnen een heel stuk beter beschut voor de weersomstandigheden. Binnen wordt ook duidelijk waar de opmerking over het verliezen van de ziel van het land vandaan komt. Er is een kleine fototentoonstelling waarin een achttal kerken worden getoond, al dan niet als ruïne of in afgebroken toestand. Stuk voor stuk zijn het, aan de oorspronkelijke bouw te oordelen, kleine pareltjes geweest. En stuk voor stuk betreft het oorden in voormalig Sudetenland die door de tand des tijds zodanig aangetast werden dat ze afgebroken of opgeblazen zijn. Een bewust besluit dat in gang werd gezet toen begin jaren 70 er geen overheidsgeld meer besteed werd aan bouwprojecten rondom kerken. In 1973 kwam daar dan nog eens het besluit tot afschaffing van de monumentale status bovenop, waarna in 1974 gestart werd met de systematische sloop van soms eeuwenoude kerken op bevel van het communistische regime.
1975: de Bartholomeuskerk in Rychnov wordt opgeblazen
Als we de foto’s bekeken hebben, gelukkig met begeleidende teksten in zowel het Tsjechisch als het Duits, is buiten de ergste regen over. Van hierboven hebben we een fantastisch uitzicht over de omgeving. Het plateau waarop we staan bevindt zich 398 meter boven zeeniveau, terwijl het omliggende terrein in vrijwel iedere richting tot minder dan 250 meter daalt.
Even verderop zien we Úštěk met daar schuin achter een groot meer en daar weer achter de top van de Sedlo (726m) die zich al op een afstand van 9 km bevindt. We puzzelen nog wat op de kaart maar de heuvel die we het verst weg nog net kunnen ontwaren kunnen we niet plaatsen. Het zal op zijn minst een kilometer of 20 van hier zijn.
Úštěk met rechts ervan het Chmelař-meer en daar weer achter de Sedlo
Als we de trap aflopen vinden we in een hoekje van de balustrade alweer een #kaminky, ditmaal eentje die getuige zijn postcode in Mesní Louka werd losgelaten. We nemen hem mee om elders, misschien wel in Nederland, verder te laten reizen. We vatten het idee op om na de vakantie ook maar eens wat acrylverf in te slaan en zelf wat steentjes te gaan beschilderen. Kunnen we die volgend jaar in Tsjechië weer op reis sturen
Als we de calvarieheuvel aflopen wordt de regenval langzaam minder en als we bij de auto terug zijn lukt het de zon zowaar hier en daar door de wolken te breken. Er blijven echter van tijd tot tijd grijze wolken aan de horizon opdoemen, dus of we het vanmiddag droog weten te houden valt nog te bezien.
We zitten net 15 seconden in de auto en jawel, daar vallen de eerste druppels alweer. Binnen een minuut is het ook weer over. Gelukkig maar. Van Ostré tot Úštěk is het net 2 km. Op de eerste honderden meters na hoeft het gaspedaal niet ingedrukt te worden. De auto rolt vanzelf de heuvel af. Pas in Úštěk moet er nog even gas gegeven worden omdat het daar weer omhoog loopt tot op het centrale plein. Op dat plein vinden we nog een vrij plekje achterom de Petrus & Paulus kerk.
Úštěk (bijna 3000 inwoners) is een dorp dat in de 11e eeuw gesticht werd op een langgerekte zandstenen heuvel en in 1361 stadsrechten verkreeg. Aan het centrale plein liggen een aantal laatgotische herenhuizen. Mede daardoor heeft het centrum een beschermde monumentale status en figureert het in menig film als middeleeuwse achtergrond. De paar winkels die rondom het centrale plein en de hoofdstraat liggen hebben middagpauze. De kerkdeuren zijn wel open, maar het interieur blijft beperkt tot een blik van achter het hekwerk. We slenteren eens wat rond het centrum, belanden in een zijsteegje en zien een merkwaardig fenomeen bij een van de huizen. Op de eerste verdieping liggen achter het raam stapels en stapels met rollen wc- en keukenpapier. Een verdieping hoger lijkt een ander depot gehuisvest; daar zijn twee kleinere raampjes, met erachter niets als kleine pakketjes in bruin pakpapier. Voor de voordeur staat een kartonnen doos met enveloppen en enveloppe achtige pakketjes. Het lijkt wel een woonhuis dat omgeturnd is tot pakhuis. Aan onderhoud wordt er in ieder geval weinig gedaan. Het pleisterwerk heeft op enkele plekken losgelaten waardoor de onderliggende bakstenen muur zichtbaar is.
Centrale plein met de vrijstaande Petrus en Paulus kerk
met een mooi interieur
aan de oostelijke kant van het centrale plein is goed te zien dat de stad zelf op een heuvel gebouwd is;
in de verte torent de Calvarieberg van Ostré ver boven de omgeving uit
Aan de westkant van het plein komen we langs de restanten van de Západní brána (Westelijke poort). De stad bezat ten tijde van de middeleeuwen twee stadspoorten waarvan dit er een was. Het grootste deel van de poort, die deel uitmaakte van de stadsomwalling, werd vanwege zijn slechte staat in 1830 afgebroken. Ernaast liggen een aantal huizen met gotische arcaden. Ooit was de benedenverdieping van steen en de bovenverdieping van hout met houten dakspanen. Nadat een deel van de huizen aan het stadsplein tijdens een brand in 1765 verloren ging, besloot men bij de wederopbouw ook voor de bovenverdiepingen steen te gebruiken. Allen het spitse dak bleef nadien nog van hout. In nog vroeger tijden was het de gewoonte om alleen maar de kelder van steen te bouwen en de rest van het huis helemaal van hout. De doorgaande weg van Litoměřice naar Česká Lípa liep ooit langs deze huizen en over het centrale plein, maar toen men het in 1980 tot beschermd stadsgezicht uitriep (het kleinste van Tsjechië) werd er een nieuw stuk weg om het centrum aangelegd.
huizenbouw in gotiek stijl, alleen de bovenste verdieping is tegenwoordig nog van hout
We lopen verder westwaarts en bereiken de synagoge die samen met het ernaast liggen huis van de rabbijn als onderdeel van het regionaal Joods museum te bezichtigen zijn. De uit 1794 stammende synagoge werd in 1851 herbouwd en uitgebreid. Ze werd voor religieuze doeleinden gebruikt tot de tweede wereldoorlog en raakte daarna in verval. Ze werd zelfs op de lijst met te slopen gebouwen geplaatst maar uiteindelijk ontfermde een Joodse federatie zich er in 1993 over. In twee langere periodes werd ze gerenoveerd en sinds 2014 is de synagoge weer toegankelijk voor het publiek.
Het interieur wordt gesierd door neorenaissance en Moorse motieven. Op de bovenverdieping heerst een aparte sfeer door het door de deels gekleurde ramen binnenvallend licht.
Als extraatje worden we getrakteerd op een tentoonstelling van een lokale kunstenares. Ze heeft zich gespecialiseerd in het maken van sierraden van verschillende gerecyclede materialen, maar wat ons vooral treft zijn haar ingelijste collages van vlindervleugels.
interieur van de synagoge in pano-blik
met een tentoonstelling van vlindervleugel collages
In het huis van de rabbijn is een tentoonstelling over Joodse scholen in het Boheemse land. Zowel in de kelder van de synagoge als in het huis van de rabbijn is de Joodse school van Úštěk gevestigd geweest. We zien er hoe de rabbijn er gewoond heeft, er is een mini klaslokaaltje ingericht en er is een verzameling lesmateriaal te zien. In de kelder wordt een filmpje vertoond over de Joodse gemeenschap en zijn er fundamenten te zien van de oorspronkelijke middeleeuwse huizen die hier gestaan hebben.
Klein maar fijn, dit museum.
We wandelen terug naar het plein, nemen plaats in de auto voor een kort ritje en twintig minuten later lopen we al aan de rand van het centrum van Litoměřice. De maag knort een beetje, maar daar weten we wel raad mee: het terras van “Káva s parou”, letterlijk “koffie met stoom”.
Een alleraardigste kávarna die gehuisvest is in een voormalig stationsgebouw. Geheel in stijl, met stoomlocomotief en modelspoorbaan in de tuin. Zelfs de voeten van de terrastafeltjes bestaan uit stukken spoorrails.
Latte macchiato, een heerlijk bosbessengebakje, een aangenaam briesje en van tijd tot tijd een halfblauwe hemel. Genieten puur.
Omdat het zo mooi is en we tijd genoeg hebben bestellen we nog een tweede latte.
koffie met stoom, een toepasselijke naam als je uitzicht hebt op deze Krauss-locomotief uit 1897 die ooit in de suikerfabriek dienst deed
Vlakbij de koffie met stoom nemen we kort een kijkje in de Kostel Zvěstování Panny Marie. Diensten zijn er niet meer in deze kerk. De bankjes zijn eruit gehaald en hun plaats wordt ingenomen door beeldhouwwerken van steeds wisselende kunstenaars.
Het is al drie uur door als we op het centrale plein aankomen. Dat is deels afgezet met dranghekken voor een of andere sportwedstrijd. In een van de gebouwen aan het plein is de diocesane afdeling van de Noord-Boheemse galerie voor schone kunsten gevestigd dat we bezoeken, maar waar we snel uitgekeken zijn. Eigenlijk hadden we graag in het oude raadhuis een andere afdeling van het museum willen zien, maar dat is voor renovatie enige tijd gesloten.
Dat raadhuis is trouwens een prachtig gebouw. Een witte strakke gevel opgetrokken in wat men hier de Saksische Renaissance noemt. Aan het plein nog meer mooie huizen.
het oude raadhuis
barokke beelden van Braun's dwergen in het museum
Dům U Černého Orla (links, zwart-witte sgraffito) en Dům Kalich (rechts met de toren)
Meest opvallend is “Dům Kalich“, het huis met de kelk. Boven op dit 16e -eeuwse laatgotische herenhuis bevindt zich een bekervormige toren met uitkijkterras. Tegenwoordig is er het stadskantoor van Litoměřice in gevestigd en kan de toren gedurende speciale rondleidingen bezocht worden.
Even verderop ligt het Dům U Černého Orla, het huis van de zwarte adelaar. Dit huis werd in de 14e eeuw als gotisch gebouw gesticht en tussen 1560 en 1564 herbouwd in Italiaanse renaissance stijl. Het huis wordt gezien als één van de eerste hotels in Europa, alhoewel het in de loop der tijden ook dienst heeft gedaan als familiehuis, ridderwoning, kledingwinkel en fabriek. In de jaren 50 werd tijdens restauratiewerkzaamheden sgraffito uit de renaissancetijd ontdekt. De rond 1660 aangebrachte grotendeels bijbelse versieringen werden in ere hersteld en verlenen het huis een prachtige uitstraling. Op een binnenplaats achterom het huis bevindt zich een standbeeld van de dichter Karel Hynek Mácha waar we op weg naar de “koffie met stoom” toevallig al langs gelopen zijn. De arme man stierf ten gevolge van een longontsteking in 1836, één dag voordat hij zou gaan trouwen, nauwelijks 26 jaar oud en werd begraven in een bedelaarsgraf in Litoměřice.
Pas in 1939 kreeg hij de erkenning die hij verdiende. Zijn lichaam werd herbegraven op Vyšehrad in Praag, er werd een postzegel met zijn beeltenis uitgegeven en zijn werken raakten opnieuw in de belangstelling als gevolg van het opkomend nationalisme.
een onfortuinlijk en veel te vroeg einde
In een hoekje van het stadsplein staat een tweezijdig beschrijfbaar krijtbord. Met daarbij een bakje met krijtjes waarmee mensen boodschappen op het bord hebben geschreven.
“Než umřu, prál bych si...”
We hebben geen Google Translate nodig om te begrijpen wat de opdracht bij het bord is.
Het staat er in het Engels onder
“Before I die, I want to…”.
De actie is er om aandacht te vestigen op het twintigjarig bestaan van het St. Stephan Hospice.
We lezen een paar opmerkingen die voorbijgangers als wens erop hebben geschreven:
- “procestovat alespoň 99 zemí“ (op zijn minst door 99 landen reizen)
- “ být šťastný a zdravý“ (gelukkig en gezond zijn)
- “ užít si život na 100%“ (100% van het leven genieten)
- “ mít skvělou holuba“ (een grote duif hebben)
- „být muz“ (een man zijn), aangevuld met een PS5 en zmrzlinu (ijsjes)
En waarschijnklijk van een Engelstalige toerist: “live life to the fullest“ (het maximum uit het leven halen)
Maar helaas heeft er ook iemand aan toe menen te moeten voegen:
“ bilou evropu, zima je za chvili“ (een wit Europa, de winter is juist om de hoek), waar dan nog iemand in een ander handschrift met een pijltje “pravda“ (de waarheid) aan toe heeft gevoegd.
En zo zie je, als je wat verder kijkt dan je eigen neus langs is, dat ook dit prachtige land een aantal minder prachtige aspecten kent.
Na het bekijken van de kreten op het bord nemen we naast het witte raadhuis een kijkje in de Allerheiligenkerk. Een van oorsprong Romaanse kerk uit de 12 eeuw die in de 16e eeuw in Gotische en in de 18e eeuw tot Barokstijl omgebouwd werd. Het 18e eeuwse hoofdaltaar is in rococo stijl vormgegeven. Omdat het buitenpleiserwerk in eenvoudig wit is, wordt deze kerk in de volksmond ook wel de witte kerk genoemd. Enkele van de kapelnissen in de kerk zijn rond 1700 gebouwd door Broggio, dezelfde architect van de kapellen op de calvarieberg in Ostré. Zowel vader Broggio als zoon Broggio werden begraven in deze kerk onder de kansel.
interieur van de Allerheiligenkerk
Postgebouw uit 1897-1899
Het is nog net geen 17 uur als we langs de Tescoma komen. Daar weet vrouwlief nog vier vormpjes voor rozetwafeltjes te scoren. Na 17 uur is een groot deel van de musea en winkels gesloten, maar we hebben nog een korte stop even buiten Litoměřice gepland.
Daar ligt het voormalige uit WOII stammende “Krematorium Richard”.
Een dikke kilometer verderop was ten tijde van de Duitse bezetting het kamp Richard gevestigd, een buitenkamp van KZ Flossenburg. De gevangenen van kamp Richard werden als dwangarbeiders ingezet in een ondergrondse kalkmijn waar producten voor de oorlogsindustrie vervaardigd werden. De Duitsers kozen, net als elders in Europa, voor ondergrondse fabrieken omdat de productie dan niet in gevaar zou komen door geallieerde bombardementen. In Richard I werden onderdelen voor tankmotoren gemaakt, in Richard II werden producten gemaakt voor de uit Berlijn afkomstige firma Osram. Velen van de dwangarbeiders lieten het leven gedurende het lichamelijk zware werk. Op een gegeven moment stierf zelfs een op iedere vier, hetgeen nog verergerd werd in de winter van ‘44 als gevolg van een tyfus epidemie.
In het begin werden de lijken getransporteerd naar de kampen van Ústí nad Labem en Terezín, maar al snel was de capaciteit van de daar gevestigde crematoria ontoereikend door het alsmaar stijgend aantal doden. In het voorjaar van 1945 kwam een SS-commandant op het idee de reeds bestaande bakstenenfabriek van Litoměřice deels om te bouwen tot crematorium. Beide werkkampen waren nauwelijks meer dan 1 km van de fabriek verwijderd. Vanuit het crematorium werd een ondergrondse tunnel richting de schoorsteen aangelegd waardoor de crematoriumrook vermengd werd met de toch al door de bakstenenfabriek geproduceerde rook. Daardoor en doordat de al aanwezige fabrieksschoorsteen behoorlijk hoog was zou men in de omgeving geen geur van verbrande lijken kunnen waarnemen en was de fabriek de ideale camouflage voor het crematorium.
Uiteindelijk kwam het crematorium pas begin april 1945 gereed, maar toch werden hier in de laatste maand van de oorlog zo’n kleine 500 lijken gecremeerd.
Krematorium Richard (rechts) met de schoorsteen van de bakstenenfabriek
Als we, onder de indruk van de historische gebeurtenissen, het terrein van het crematorium verlaten, rijden we in eerste instantie de verkeerde kant op. Na een paar honderd meter zien we schuin links in de bosjes een ruïne. We zetten de auto aan de kant en ondergetekende gaat kort op verkenning uit. Als ik de eerste foto’s van het pand maak, dat zo te zien ooit een flink huis moet zijn geweest, staat er plots een loslopende bouvier naast me. Even later komt zijn baasje ook erbij.
Goed verstaanbaar Duits spreekt hij niet, laat staan Engels, maar met veel handen en voeten weet hij me duidelijk te maken dat ik me bij interesse voor aankoop van het pand bij een of andere Zwitserse firma mag melden. En dat ik niet de eerste ben die geïnteresseerd is in het pand.
Nou nee.
Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier nog iets van kan of wil maken, maar kennelijk denkt menigeen daar anders over. Omdat tussen bouvierbaasje en mij een behoorlijke taalkloof gaapt heeft het weinig nut een gesprek aan te knopen. Hij gaat verder de hond uitlaten, ik neem links en rechts nog wat foto’s.
Het pand blijkt, zo ervaar ik na wat speurwerk op het web, een neogotieke villa te zijn, gebouwd in de 19e eeuw, voor de van oorsprong Duitse familie Pfaff, in het Tsjechisch omgeturnd tot Fafák. Het moet een rijke familie geweest zijn. Achterom in de tuin heeft men zowaar een zwembad laten aanleggen, maar gezien de betonnen vloer lijkt me dat eerder een vernieuwing uit de tijd van in of na de oorlog.
Volgens enkele bronnen zou gedurende de oorlog hier het hoofdkantoor van de SS-Führungsstab B5 gevestigd zijn geweest. Deze staf voerde het commando over beide Richard kampen die enkele honderden meters verderop aan de andere kant van de weg liggen. Historische documenten wijzen er echter op dat het SS-commando gewoon direct naast de ingang van het kamp gevestigd was, hetgeen tevens bevestigd lijkt te worden door het feit dat de familie Pfaff/Fafák ook na afloop nog eigenaar van de woning was en door het ontbreken van foto’s uit de oorlogstijd waar de villa op staat.
oprijlaan van de villa Pfaffenhof
kijk uit voor zwakke vloeren of vallende dak-onderdelen
Een aantal Pfaff’s, inclusief de laatste bewoonster liggen overigens op de begraafplaats van Litoměřice in het familiegraf. Van enige uitzetting of verdrijving van de familie na de oorlog lijkt geen sprake.
Tot de jaren 90 werd de villa bewoond door diverse gezinnen waarna men een poging tot renovatie gestart is, die waarschijnlijk wegens geldgebrek gestaakt werd. Sindsdien is het verval ingetreden en neemt de natuur de boel langzaam over.
Ik maak nog wat foto’s van de buitenkant van de villa. Normaal ben ik nieuwsgierig genoeg om dergelijke gebouwen ook eens van binnen te bekijken, maar zowel de vloeren als het (open) dak zien er zo gammel uit dat ik dat niet riskeer.
Terug bij de auto is het nog een uur rijden tot we terug zijn in het pension. Omdat we wat afwisseling zoeken in de route terug, nemen we een omweg langs de Elbe. Hoeven we tenminste niet dezelfde route te rijden als op de heenweg.
Het weer is inmiddels flink omgeslagen. Vanaf de villa Pfaffenhof rijden we vrijwel het hele stuk in de regen.
Na een lekkere maaltijd, met tatarská omáčka bij de frietjes, kijken we op YouTube nog een kort filmpje van Kretk en vallen niet veel later de oogjes toe.
Morgen is weer een nieuwe dag.
Dan is er opnieuw regenachtig weer voorspeld en gaan we wat kleine dingetjes in de buurt bekijken.
Na shledanou !
Na de douchepartij, een berichtje naar het thuisfront (we liggen al 5 dagen achter met de verslaggeving) en het ontbijt, stappen we in de auto voor een niet al te lange rit. Dankzij de jam aan het ontbijt werd wederom een Tsjechisch woordje aan de vocabulaire toegevoegd: meruňka = abrikoos
Voor vandaag stond eigenlijk een ochtend op het kasteel van Ploskovice en een middag Litoměřice op het programma, maar omdat we door de tegenvaller in Zubrnice het kasteel al eerder deze week bezochten hebben we wat anders bedacht voor vanmorgen. We doen het voor vertrek op ons gemak en in plaats van het al bezochte Ploskovice gaan we een kijkje nemen in Úštěk en omgeving. Het middagplan blijft ongewijzigd.
Even na half elf zitten we in de auto richting zuiden. In Zahrádky komen we voor de eerste keer deze vakantie in een file te zitten. Op ongeveer 1 kilometer voor de aansluiting van de 9, waar we op rijden, met de 15 die ons richting Úštěk gaat brengen, staat het stil. Helemaal stil.
Na een paar minuten kunnen we ons een kleine 100 meter verplaatsen en vervolgens staan we weer een tijd stil. Af en toe komt er een serie tegenliggers langs en dan valt ook die stroom weer stil. Het geeft ons alle tijd eens het landschap links en rechts van de weg te bekijken. Het ziet er ondanks de bewolkte hemel mooi uit. In de verte rondom een glooiend heuvelgebied, aan de linkerkant een groot meer/natuurgebied.
Bij de aansluiting 9-15 wordt duidelijk wat het probleem is. Het lijkt erop alsof men een rotonde gaat aanleggen en om dat te kunnen doen werd een deel van de splitsing opgebroken en een ander deel afgezet. Vanuit alle drie de toevoerende hoofdwegen staat een verkeerslicht en die drie verkeerslichten gaan beurtelings op groen. Geen wonder dat we om de haverklap een heel tijdje stil stonden. Nu ja, we hebben de tijd, dus van die 20 minuten vertraging gaan we niet dood.
Tegen half twaalf parkeren we langs een wei aan de rand van het dorpje Ostré, een dorpje op het grondgebied van de gemeente Úštěk. Aan de andere kant van het dorp bevindt zich een calvarieberg met bovenop twee kapelletjes. Gisteravond ontdekt op mapy.cz . Met allebei een aparte naam: Povýšení svatého Kříže en Nalezení svatého Kříže, respectievelijk het vinden en de verheerlijking van het heilige Kruis.
Bovenop de vrijstaande heuvel die vanuit de wijde omtrek zichtbaar is, zien we inderdaad twee identieke kapellen, met ertussen een iets naar achter gelegen gebouwtje waarin zich het heilig graf bevindt. Bij een blik op de kaart realiseren we ons dat we dankzij dit soort bedevaartsoorden er ongemerkt nog twee woordjes Tsjechisch bij hebben geleerd die we inmiddels kunnen dromen: Boží hrob = heilig graf. Het geheel werd door Jezuïeten gebouwd tussen 1703 en 1707, naar een ontwerp van de Italiaanse architect Broggio. Vanaf de rand van het dorp leidt een onverhard steil pad langs de verschillende staties naar boven. Enigszins buiten adem komen we daar na de flinke kuitenbijter aan. Er staan enkele aangetaste barokke beeldhouwwerken, waarvan een er zelfs zijn hoofd kwijt is. Ook de toestand van de trap naar boven laat te wensen over. Het gras groeit aan weerszijden in de hoeken en met name op de bovenste treden moet je hier en daar uitkijken voor gladheid en onregelmatige randen. In een van de muren is het jaar 1928 ingekrast, vergezeld door de tekst “renov”. Het schijnt dat er een comité is opgericht om zo voor en na een en ander hier nogmaals te renoveren, hetgeen inderdaad hard nodig is. Ergens op een site lazen we dat een bezoeker opmerkte dat het hem pijn deed dat Tsjechië niet in staat was om dit soort monumenten op te knappen; “de Duitsers verloren weliswaar de oorlog, maar niet de ziel van hun land”.
deze is iets kwijtgeraakt ...
uitzicht vanaf de trappen
Er valt wat miezelregen naar beneden en de wind maakt het af en toe een beetje guur. Gelukkig is in de linker kapel de deur open en worden we binnen een heel stuk beter beschut voor de weersomstandigheden. Binnen wordt ook duidelijk waar de opmerking over het verliezen van de ziel van het land vandaan komt. Er is een kleine fototentoonstelling waarin een achttal kerken worden getoond, al dan niet als ruïne of in afgebroken toestand. Stuk voor stuk zijn het, aan de oorspronkelijke bouw te oordelen, kleine pareltjes geweest. En stuk voor stuk betreft het oorden in voormalig Sudetenland die door de tand des tijds zodanig aangetast werden dat ze afgebroken of opgeblazen zijn. Een bewust besluit dat in gang werd gezet toen begin jaren 70 er geen overheidsgeld meer besteed werd aan bouwprojecten rondom kerken. In 1973 kwam daar dan nog eens het besluit tot afschaffing van de monumentale status bovenop, waarna in 1974 gestart werd met de systematische sloop van soms eeuwenoude kerken op bevel van het communistische regime.
1975: de Bartholomeuskerk in Rychnov wordt opgeblazen
Als we de foto’s bekeken hebben, gelukkig met begeleidende teksten in zowel het Tsjechisch als het Duits, is buiten de ergste regen over. Van hierboven hebben we een fantastisch uitzicht over de omgeving. Het plateau waarop we staan bevindt zich 398 meter boven zeeniveau, terwijl het omliggende terrein in vrijwel iedere richting tot minder dan 250 meter daalt.
Even verderop zien we Úštěk met daar schuin achter een groot meer en daar weer achter de top van de Sedlo (726m) die zich al op een afstand van 9 km bevindt. We puzzelen nog wat op de kaart maar de heuvel die we het verst weg nog net kunnen ontwaren kunnen we niet plaatsen. Het zal op zijn minst een kilometer of 20 van hier zijn.
Úštěk met rechts ervan het Chmelař-meer en daar weer achter de Sedlo
Als we de trap aflopen vinden we in een hoekje van de balustrade alweer een #kaminky, ditmaal eentje die getuige zijn postcode in Mesní Louka werd losgelaten. We nemen hem mee om elders, misschien wel in Nederland, verder te laten reizen. We vatten het idee op om na de vakantie ook maar eens wat acrylverf in te slaan en zelf wat steentjes te gaan beschilderen. Kunnen we die volgend jaar in Tsjechië weer op reis sturen
Als we de calvarieheuvel aflopen wordt de regenval langzaam minder en als we bij de auto terug zijn lukt het de zon zowaar hier en daar door de wolken te breken. Er blijven echter van tijd tot tijd grijze wolken aan de horizon opdoemen, dus of we het vanmiddag droog weten te houden valt nog te bezien.
We zitten net 15 seconden in de auto en jawel, daar vallen de eerste druppels alweer. Binnen een minuut is het ook weer over. Gelukkig maar. Van Ostré tot Úštěk is het net 2 km. Op de eerste honderden meters na hoeft het gaspedaal niet ingedrukt te worden. De auto rolt vanzelf de heuvel af. Pas in Úštěk moet er nog even gas gegeven worden omdat het daar weer omhoog loopt tot op het centrale plein. Op dat plein vinden we nog een vrij plekje achterom de Petrus & Paulus kerk.
Úštěk (bijna 3000 inwoners) is een dorp dat in de 11e eeuw gesticht werd op een langgerekte zandstenen heuvel en in 1361 stadsrechten verkreeg. Aan het centrale plein liggen een aantal laatgotische herenhuizen. Mede daardoor heeft het centrum een beschermde monumentale status en figureert het in menig film als middeleeuwse achtergrond. De paar winkels die rondom het centrale plein en de hoofdstraat liggen hebben middagpauze. De kerkdeuren zijn wel open, maar het interieur blijft beperkt tot een blik van achter het hekwerk. We slenteren eens wat rond het centrum, belanden in een zijsteegje en zien een merkwaardig fenomeen bij een van de huizen. Op de eerste verdieping liggen achter het raam stapels en stapels met rollen wc- en keukenpapier. Een verdieping hoger lijkt een ander depot gehuisvest; daar zijn twee kleinere raampjes, met erachter niets als kleine pakketjes in bruin pakpapier. Voor de voordeur staat een kartonnen doos met enveloppen en enveloppe achtige pakketjes. Het lijkt wel een woonhuis dat omgeturnd is tot pakhuis. Aan onderhoud wordt er in ieder geval weinig gedaan. Het pleisterwerk heeft op enkele plekken losgelaten waardoor de onderliggende bakstenen muur zichtbaar is.
Centrale plein met de vrijstaande Petrus en Paulus kerk
met een mooi interieur
aan de oostelijke kant van het centrale plein is goed te zien dat de stad zelf op een heuvel gebouwd is;
in de verte torent de Calvarieberg van Ostré ver boven de omgeving uit
huizenbouw in gotiek stijl, alleen de bovenste verdieping is tegenwoordig nog van hout
We lopen verder westwaarts en bereiken de synagoge die samen met het ernaast liggen huis van de rabbijn als onderdeel van het regionaal Joods museum te bezichtigen zijn. De uit 1794 stammende synagoge werd in 1851 herbouwd en uitgebreid. Ze werd voor religieuze doeleinden gebruikt tot de tweede wereldoorlog en raakte daarna in verval. Ze werd zelfs op de lijst met te slopen gebouwen geplaatst maar uiteindelijk ontfermde een Joodse federatie zich er in 1993 over. In twee langere periodes werd ze gerenoveerd en sinds 2014 is de synagoge weer toegankelijk voor het publiek.
Het interieur wordt gesierd door neorenaissance en Moorse motieven. Op de bovenverdieping heerst een aparte sfeer door het door de deels gekleurde ramen binnenvallend licht.
Als extraatje worden we getrakteerd op een tentoonstelling van een lokale kunstenares. Ze heeft zich gespecialiseerd in het maken van sierraden van verschillende gerecyclede materialen, maar wat ons vooral treft zijn haar ingelijste collages van vlindervleugels.
interieur van de synagoge in pano-blik
met een tentoonstelling van vlindervleugel collages
In het huis van de rabbijn is een tentoonstelling over Joodse scholen in het Boheemse land. Zowel in de kelder van de synagoge als in het huis van de rabbijn is de Joodse school van Úštěk gevestigd geweest. We zien er hoe de rabbijn er gewoond heeft, er is een mini klaslokaaltje ingericht en er is een verzameling lesmateriaal te zien. In de kelder wordt een filmpje vertoond over de Joodse gemeenschap en zijn er fundamenten te zien van de oorspronkelijke middeleeuwse huizen die hier gestaan hebben.
Klein maar fijn, dit museum.
We wandelen terug naar het plein, nemen plaats in de auto voor een kort ritje en twintig minuten later lopen we al aan de rand van het centrum van Litoměřice. De maag knort een beetje, maar daar weten we wel raad mee: het terras van “Káva s parou”, letterlijk “koffie met stoom”.
Een alleraardigste kávarna die gehuisvest is in een voormalig stationsgebouw. Geheel in stijl, met stoomlocomotief en modelspoorbaan in de tuin. Zelfs de voeten van de terrastafeltjes bestaan uit stukken spoorrails.
Latte macchiato, een heerlijk bosbessengebakje, een aangenaam briesje en van tijd tot tijd een halfblauwe hemel. Genieten puur.
Omdat het zo mooi is en we tijd genoeg hebben bestellen we nog een tweede latte.
koffie met stoom, een toepasselijke naam als je uitzicht hebt op deze Krauss-locomotief uit 1897 die ooit in de suikerfabriek dienst deed
Vlakbij de koffie met stoom nemen we kort een kijkje in de Kostel Zvěstování Panny Marie. Diensten zijn er niet meer in deze kerk. De bankjes zijn eruit gehaald en hun plaats wordt ingenomen door beeldhouwwerken van steeds wisselende kunstenaars.
Het is al drie uur door als we op het centrale plein aankomen. Dat is deels afgezet met dranghekken voor een of andere sportwedstrijd. In een van de gebouwen aan het plein is de diocesane afdeling van de Noord-Boheemse galerie voor schone kunsten gevestigd dat we bezoeken, maar waar we snel uitgekeken zijn. Eigenlijk hadden we graag in het oude raadhuis een andere afdeling van het museum willen zien, maar dat is voor renovatie enige tijd gesloten.
Dat raadhuis is trouwens een prachtig gebouw. Een witte strakke gevel opgetrokken in wat men hier de Saksische Renaissance noemt. Aan het plein nog meer mooie huizen.
het oude raadhuis
barokke beelden van Braun's dwergen in het museum
Dům U Černého Orla (links, zwart-witte sgraffito) en Dům Kalich (rechts met de toren)
Even verderop ligt het Dům U Černého Orla, het huis van de zwarte adelaar. Dit huis werd in de 14e eeuw als gotisch gebouw gesticht en tussen 1560 en 1564 herbouwd in Italiaanse renaissance stijl. Het huis wordt gezien als één van de eerste hotels in Europa, alhoewel het in de loop der tijden ook dienst heeft gedaan als familiehuis, ridderwoning, kledingwinkel en fabriek. In de jaren 50 werd tijdens restauratiewerkzaamheden sgraffito uit de renaissancetijd ontdekt. De rond 1660 aangebrachte grotendeels bijbelse versieringen werden in ere hersteld en verlenen het huis een prachtige uitstraling. Op een binnenplaats achterom het huis bevindt zich een standbeeld van de dichter Karel Hynek Mácha waar we op weg naar de “koffie met stoom” toevallig al langs gelopen zijn. De arme man stierf ten gevolge van een longontsteking in 1836, één dag voordat hij zou gaan trouwen, nauwelijks 26 jaar oud en werd begraven in een bedelaarsgraf in Litoměřice.
Pas in 1939 kreeg hij de erkenning die hij verdiende. Zijn lichaam werd herbegraven op Vyšehrad in Praag, er werd een postzegel met zijn beeltenis uitgegeven en zijn werken raakten opnieuw in de belangstelling als gevolg van het opkomend nationalisme.
een onfortuinlijk en veel te vroeg einde
In een hoekje van het stadsplein staat een tweezijdig beschrijfbaar krijtbord. Met daarbij een bakje met krijtjes waarmee mensen boodschappen op het bord hebben geschreven.
“Než umřu, prál bych si...”
We hebben geen Google Translate nodig om te begrijpen wat de opdracht bij het bord is.
Het staat er in het Engels onder
“Before I die, I want to…”.
De actie is er om aandacht te vestigen op het twintigjarig bestaan van het St. Stephan Hospice.
We lezen een paar opmerkingen die voorbijgangers als wens erop hebben geschreven:
- “procestovat alespoň 99 zemí“ (op zijn minst door 99 landen reizen)
- “ být šťastný a zdravý“ (gelukkig en gezond zijn)
- “ užít si život na 100%“ (100% van het leven genieten)
- “ mít skvělou holuba“ (een grote duif hebben)
- „být muz“ (een man zijn), aangevuld met een PS5 en zmrzlinu (ijsjes)
En waarschijnklijk van een Engelstalige toerist: “live life to the fullest“ (het maximum uit het leven halen)
Maar helaas heeft er ook iemand aan toe menen te moeten voegen:
“ bilou evropu, zima je za chvili“ (een wit Europa, de winter is juist om de hoek), waar dan nog iemand in een ander handschrift met een pijltje “pravda“ (de waarheid) aan toe heeft gevoegd.
En zo zie je, als je wat verder kijkt dan je eigen neus langs is, dat ook dit prachtige land een aantal minder prachtige aspecten kent.
Na het bekijken van de kreten op het bord nemen we naast het witte raadhuis een kijkje in de Allerheiligenkerk. Een van oorsprong Romaanse kerk uit de 12 eeuw die in de 16e eeuw in Gotische en in de 18e eeuw tot Barokstijl omgebouwd werd. Het 18e eeuwse hoofdaltaar is in rococo stijl vormgegeven. Omdat het buitenpleiserwerk in eenvoudig wit is, wordt deze kerk in de volksmond ook wel de witte kerk genoemd. Enkele van de kapelnissen in de kerk zijn rond 1700 gebouwd door Broggio, dezelfde architect van de kapellen op de calvarieberg in Ostré. Zowel vader Broggio als zoon Broggio werden begraven in deze kerk onder de kansel.
interieur van de Allerheiligenkerk
Postgebouw uit 1897-1899
Het is nog net geen 17 uur als we langs de Tescoma komen. Daar weet vrouwlief nog vier vormpjes voor rozetwafeltjes te scoren. Na 17 uur is een groot deel van de musea en winkels gesloten, maar we hebben nog een korte stop even buiten Litoměřice gepland.
Daar ligt het voormalige uit WOII stammende “Krematorium Richard”.
Een dikke kilometer verderop was ten tijde van de Duitse bezetting het kamp Richard gevestigd, een buitenkamp van KZ Flossenburg. De gevangenen van kamp Richard werden als dwangarbeiders ingezet in een ondergrondse kalkmijn waar producten voor de oorlogsindustrie vervaardigd werden. De Duitsers kozen, net als elders in Europa, voor ondergrondse fabrieken omdat de productie dan niet in gevaar zou komen door geallieerde bombardementen. In Richard I werden onderdelen voor tankmotoren gemaakt, in Richard II werden producten gemaakt voor de uit Berlijn afkomstige firma Osram. Velen van de dwangarbeiders lieten het leven gedurende het lichamelijk zware werk. Op een gegeven moment stierf zelfs een op iedere vier, hetgeen nog verergerd werd in de winter van ‘44 als gevolg van een tyfus epidemie.
In het begin werden de lijken getransporteerd naar de kampen van Ústí nad Labem en Terezín, maar al snel was de capaciteit van de daar gevestigde crematoria ontoereikend door het alsmaar stijgend aantal doden. In het voorjaar van 1945 kwam een SS-commandant op het idee de reeds bestaande bakstenenfabriek van Litoměřice deels om te bouwen tot crematorium. Beide werkkampen waren nauwelijks meer dan 1 km van de fabriek verwijderd. Vanuit het crematorium werd een ondergrondse tunnel richting de schoorsteen aangelegd waardoor de crematoriumrook vermengd werd met de toch al door de bakstenenfabriek geproduceerde rook. Daardoor en doordat de al aanwezige fabrieksschoorsteen behoorlijk hoog was zou men in de omgeving geen geur van verbrande lijken kunnen waarnemen en was de fabriek de ideale camouflage voor het crematorium.
Uiteindelijk kwam het crematorium pas begin april 1945 gereed, maar toch werden hier in de laatste maand van de oorlog zo’n kleine 500 lijken gecremeerd.
Krematorium Richard (rechts) met de schoorsteen van de bakstenenfabriek
Als we, onder de indruk van de historische gebeurtenissen, het terrein van het crematorium verlaten, rijden we in eerste instantie de verkeerde kant op. Na een paar honderd meter zien we schuin links in de bosjes een ruïne. We zetten de auto aan de kant en ondergetekende gaat kort op verkenning uit. Als ik de eerste foto’s van het pand maak, dat zo te zien ooit een flink huis moet zijn geweest, staat er plots een loslopende bouvier naast me. Even later komt zijn baasje ook erbij.
Goed verstaanbaar Duits spreekt hij niet, laat staan Engels, maar met veel handen en voeten weet hij me duidelijk te maken dat ik me bij interesse voor aankoop van het pand bij een of andere Zwitserse firma mag melden. En dat ik niet de eerste ben die geïnteresseerd is in het pand.
Nou nee.
Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier nog iets van kan of wil maken, maar kennelijk denkt menigeen daar anders over. Omdat tussen bouvierbaasje en mij een behoorlijke taalkloof gaapt heeft het weinig nut een gesprek aan te knopen. Hij gaat verder de hond uitlaten, ik neem links en rechts nog wat foto’s.
Het pand blijkt, zo ervaar ik na wat speurwerk op het web, een neogotieke villa te zijn, gebouwd in de 19e eeuw, voor de van oorsprong Duitse familie Pfaff, in het Tsjechisch omgeturnd tot Fafák. Het moet een rijke familie geweest zijn. Achterom in de tuin heeft men zowaar een zwembad laten aanleggen, maar gezien de betonnen vloer lijkt me dat eerder een vernieuwing uit de tijd van in of na de oorlog.
Volgens enkele bronnen zou gedurende de oorlog hier het hoofdkantoor van de SS-Führungsstab B5 gevestigd zijn geweest. Deze staf voerde het commando over beide Richard kampen die enkele honderden meters verderop aan de andere kant van de weg liggen. Historische documenten wijzen er echter op dat het SS-commando gewoon direct naast de ingang van het kamp gevestigd was, hetgeen tevens bevestigd lijkt te worden door het feit dat de familie Pfaff/Fafák ook na afloop nog eigenaar van de woning was en door het ontbreken van foto’s uit de oorlogstijd waar de villa op staat.
oprijlaan van de villa Pfaffenhof
kijk uit voor zwakke vloeren of vallende dak-onderdelen
Een aantal Pfaff’s, inclusief de laatste bewoonster liggen overigens op de begraafplaats van Litoměřice in het familiegraf. Van enige uitzetting of verdrijving van de familie na de oorlog lijkt geen sprake.
Tot de jaren 90 werd de villa bewoond door diverse gezinnen waarna men een poging tot renovatie gestart is, die waarschijnlijk wegens geldgebrek gestaakt werd. Sindsdien is het verval ingetreden en neemt de natuur de boel langzaam over.
Ik maak nog wat foto’s van de buitenkant van de villa. Normaal ben ik nieuwsgierig genoeg om dergelijke gebouwen ook eens van binnen te bekijken, maar zowel de vloeren als het (open) dak zien er zo gammel uit dat ik dat niet riskeer.
Terug bij de auto is het nog een uur rijden tot we terug zijn in het pension. Omdat we wat afwisseling zoeken in de route terug, nemen we een omweg langs de Elbe. Hoeven we tenminste niet dezelfde route te rijden als op de heenweg.
Het weer is inmiddels flink omgeslagen. Vanaf de villa Pfaffenhof rijden we vrijwel het hele stuk in de regen.
Na een lekkere maaltijd, met tatarská omáčka bij de frietjes, kijken we op YouTube nog een kort filmpje van Kretk en vallen niet veel later de oogjes toe.
Morgen is weer een nieuwe dag.
Dan is er opnieuw regenachtig weer voorspeld en gaan we wat kleine dingetjes in de buurt bekijken.
Na shledanou !